Een van de onbezongen helden op het gebied van cognitieve psychologie is Frederic Bartlett, wiens ideeën een enorme impact hebben gehad op hoe we denken over hoe leren plaatsvindt. In deze blog wordt onderzocht waar de term 'schema' vandaan komt en wat leraren erover zouden moeten weten.
De term "schema" staat op het gebied van de psychologie nauw verbonden met Jean Piaget en zou uiteindelijk van grote betekenis blijken te zijn in de theorie van cognitieve ontwikkeling. Echter was het de Engelse psycholoog Frederic Bartlett, die dit concept in 1932 voor het eerst in de ontwikkelingspsychologie introduceerde, waarbij hij de term overnam van Sir Henry Head, die de term voor het eerst gebruikte in 1918. Hoewel Bartlett de bijdrage van Head erkende, verschilde zijn eigen interpretatie van schema's aanzienlijk en benadrukte hij ze als dynamische mentale structuren of georganiseerde clusters van ervaringen uit het verleden, in plaats van statische entiteiten.
De bijdragen van Bartlett waren om verschillende redenen diepgaand. Allereerst betwistte hij de Britse empiristische opvatting dat het geheugen slechts een verzameling mentale beelden was die individueel opgeslagen werden, als in een magazijn, en desgewenst opgevraagd konden worden. Ten tweede stelde Bartlett voor dat het geheugen een reconstructief proces is van toegang tot en integratie van gestructureerde kennis, dat functioneert als samenhangende gehelen in plaats van opeenvolgende individuele elementen. Hoewel zijn innovatieve ideeën niet helemaal accuraat zijn, hebben ze ons begrip van de relatie tussen geheugen en leren aanzienlijk beïnvloed, conventionele opvattingen uitgedaagd en de basis gelegd voor toekomstig onderzoek op dit gebied.
Simpel gezegd verwijst de schematheorie naar het concept dat schema's cognitieve structuren zijn die ons helpen om informatie te organiseren en te interpreteren. Ze dienen als mentale sjablonen of raamwerken, afgeleid van eerdere ervaringen en kennis, die we gebruiken om nieuwe informatie te begrijpen. In wezen zijn schema's de manier waarop we informatie categoriseren om ons te helpen de wereld te begrijpen. Ze beïnvloeden onze aandacht, waarneming, ons geheugen en leren, sturen onze verwachtingen en beïnvloeden hoe we ervaringen en nieuwe informatie verwerken.
Een ongebruikelijk experiment
In een nogal ongebruikelijk experiment in 1932 nodigde Frederic Bartlett Britse proefpersonen uit om een verhaal afkomstig van de oorspronkelijke inwoners van Amerika genaamd "The War of the Ghosts" te lezen en het later met tussenpozen te herinneren. Zijn methode voldoet misschien niet aan de huidige normen voor ecologische validiteit - hij vroeg de deelnemers soms om herinneringen op te halen tijdens een wandeling op de campus - maar zijn bevindingen verschaften desalniettemin belangrijke inzichten in de mechanismen van het geheugen.
Het werk van Bartlett bestreed de eerdere opvatting van Hermann Ebbinghaus dat het geheugen een opslagplaats is van geïsoleerde feiten, die teruggehaald of verloren kunnen worden. Hij stelde dat herinneren minder een kwestie was van exact ophalen en meer een kwestie van stukje bij beetje reconstrueren. Het is opmerkelijk dat zijn Engelse proefpersonen herinneringen ophaalden uit een onbekende cultuur, wat leidde tot veranderingen in hun herinneringen - bijvoorbeeld het woord "kano" werd "boot", de activiteit van het jagen op zeehonden veranderde in vissen en specifieke inheemse namen zoals "Egulac" werden helemaal weggelaten.
Bartletts benadering miste misschien methodologische nauwkeurigheid, maar illustreerde effectief dat het geheugen niet werkt als een bestand dat op een computer wordt opgeslagen en onveranderd kan worden opgehaald. Hij zag het geheugen als een dynamisch, steeds veranderend proces, voortdurend hervormd door de drager ervan. Zijn bevindingen werden gepubliceerd in het boek "Remembering", waarmee hij de basis legde voor toekomstige theorieën over de reconstructieve aard van het geheugen en de grote invloed hiervan op het vakgebied.
Herinneren is niet wat je denkt
Bartletts werk, dat een voorbode is van Tulvings concepten van semantisch en episodisch geheugen, geeft aan dat ons geheugen beïnvloed lijkt te worden door specifieke gebeurtenissen uit het verleden, waarbij bepaalde gebeurtenissen levendiger in ons geheugen opduiken, verbonden met andere herinneringen. Naarmate de tijd verstrijkt, kan de betekenis van deze herinneringen veranderen. Bartlett merkte op dat als we herinneringen ophalen, elementen uit ons verre verleden verrassend genoeg centraal kunnen komen te staan in onze huidige gedachten.
Hoewel de schematheorie een belangrijke plaats inneemt in psychologisch onderzoek, stond Bartlett zelf kritisch tegenover de term. Hij vond dat het zowel te precies als te vaag was en dat het niet de continue activiteit in ons geheugen weergaf, die altijd in beweging is en met ons mee evolueert. Ondanks zijn bedenkingen bleef hij "schema" gebruiken, omdat het de dynamische organisatie van eerdere ervaringen en reacties samenvat die cruciaal zijn voor elke organische, adaptieve respons. In essentie stelde Bartlett voor dat gedrag ordelijk is, omdat het deel uitmaakt van een georganiseerd systeem van gedragingen uit het verleden, die collectief opereren in plaats van opeenvolgend.
Een belangrijk punt is dat Bartlett de nadruk legde op de "actieve organisatie" van kennis - hoe we onze ervaringen categoriseren en met elkaar verbinden om de wereld te begrijpen. Een kind dat bijvoorbeeld tafelmanieren leert, ontwikkelt een schema voor het eten dat kennis bevat over het gebruik van bestek en gepast gedrag aan tafel. Dit schema leidt vervolgens de handelingen van het kind in toekomstige eetscenario's en weerspiegelt het begrip van de context en het verwachte gedrag.
Scripts en schema's
Een schema fungeert als een mentaal kader dat helpt bij het organiseren en decoderen van informatie. Binnen deze context is een cognitief script, een type schema dat nauwer gedefinieerd is. Roger Schank en Robert Abelson beschreven scripts in 1975 als structuren die een opeenvolging van verwachte gebeurtenissen bevatten. Als iemand bijvoorbeeld vertelt over zijn ervaring in een restaurant, ken je instinctief de componenten van de omgeving, zoals tafels, stoelen, menu's, serveersters, een keuken, eetgerei, de rekening, een fooi en andere standaardelementen, zonder dat je daar expliciete details voor nodig hebt. Dit komt door je inherente "restaurantschema". Een script daarentegen is verwant aan een schema in beweging; in plaats van een statische verzameling typische kenmerken, omlijnt een script een reeks gebruikelijke activiteiten of voorvallen. Het restaurantscript van Schank en Abelson zou bijvoorbeeld chronologisch de handelingen beschrijven van een klant die hongerig binnenkomt, gaat zitten, bestelt, dineert, afrekent en uiteindelijk het restaurant verlaat.
Wat leraren moeten weten over de schematheorie
De schematheorie benadrukt het belang van reeds bestaande kennis binnen onderwijscontexten en curriculumontwikkeling. Neem een onderwerp uit de geschiedenis zoals de impact van de Industriële Revolutie. Om de maatschappelijke veranderingen tijdens deze periode volledig te begrijpen, moeten leerlingen bekend zijn met de vroegere agrarische levensstijl, de opkomst van de mechanisering en de opkomst van de fabrieken. Leraren kunnen verschillende methoden gebruiken om leerlingen te helpen bij het vormen van de nodige schema's, waaronder directe instructie over het onderwerp, het herhalen van sleutelconcepten in volgende lessen, leerlingen aanmoedigen om verder te gaan op wat ze weten en activiteiten doen die hun kennis testen om het leren te versterken.
Bij complexere onderwerpen bestaat het risico dat leerlingen onnauwkeurige schema's ontwikkelen of een onderwerp slechts gedeeltelijk begrijpen. Erkennen dat beginners informatie niet op dezelfde manier verwerken als experts, zoals besproken in de paragraaf "Een beginner is geen mini-expert", is van cruciaal belang. De verschillen in de ontwikkeling van schema's verklaren grotendeels deze verschillende cognitieve benaderingen. Dit inzicht zou vorm moeten geven aan instructiestrategieën voor beginners, die baat hebben bij duidelijke uitleg, anticiperende gidsen, stapsgewijze ondersteuning, illustratieve voorbeelden en regelmatige feedback om de ingewikkelde schema's op te bouwen die essentieel zijn voor diepgaand begrip.
Literatuur
Bartlett, F. C. (1932). Remembering: A Study in Experimental and Social Psychology. Cambridge University Press.
Head, H., & Holmes, G. (1911). Sensory disturbances from cerebral lesions. Brain, 34(2-3), 102-254. doi:10.1093/brain/34.2-3.102
Schank, R. C., & Abelson, R. P. (1975, September). Scripts, plans, and knowledge. In Proceedings of the 4th International Joint Conference on Artificial Intelligence (Vol. 75, pp. 151-157).
Benieuwd naar onderwerpen waar Carl scholen bij ondersteunt? Hier vind je meer informatie over hoe hij scholen begeleidt. Ook geeft hij les binnen het Programma Excellent Teaching.
Lees ook de vorige blog uit de serie Hoe leren werkt over het onderscheid tussen het episodisch en semantisch geheugen.