In deze blog bespreekt Prof. Carl Hendrick verschillende principes met betrekking tot leren. Hij benadrukt dat leerervaringen vaak misleidend zijn en tot verkeerde beslissingen in de toekomst kunnen leiden, waarbij hij aangeeft dat succes op korte termijn niet altijd gelijk staat aan succes op lange termijn. Hij benadrukt het belang van moeizaam leren, zoals het samenvatten van tekst, om daadwerkelijk begrip te bevorderen. Verder stelt hij dat het herkennen van wat leerlingen niet weten, inclusief misconcepties, net zo belangrijk is als weten wat ze wel weten. Hendrick pleit voor het toepassen van wetenschappelijke inzichten over leren in de klas, met de nadruk op ecologisch geldige omstandigheden. Hij benadrukt ook dat 'leuke' lessen niet noodzakelijk leiden tot goed gedrag en pleit voor het ontwikkelen van talent bij alle leerlingen, niet slechts de ontdekking ervan.
1. Leren voelt vaak alsof je helemaal niets leert (en vice versa)
Een van de frustrerende aspecten van het leren is dat veel ervaringen tijdens het daadwerkelijke leerproces misleidend kunnen zijn en tot het nemen van verkeerde vervolgbeslissingen kunnen leiden. Herhaaldelijk teksten lezen en delen van de tekst markeren omdat de inhoud doorgaans snel vergeten wordt, is een ineffectieve studiemethode.
Desondanks lijkt het, wanneer we deze methode gebruiken, alsof we de inhoud werkelijk begrijpen en beheersen. We gaan dan zelfverzekerd verder met de illusie dat we het weten, terwijl we het vaak alleen maar oppervlakkig hebben gezien. Met andere woorden: succes op korte termijn betekent niet altijd succes op lange termijn. En hoewel moeizaam leren, zoals het samenvatten van een alinea, het maken van een lijst met kernbegrippen en zelftesten, of het uitleggen van een lastig concept aan een ander, ongemakkelijk of zelfs verwarrend kan aanvoelen, vindt het leerproces paradoxaal genoeg juist vaak tijdens deze activiteiten plaats.
2. Weten wat ze niet weten is soms belangrijker dan wat ze wel weten
Wanneer leerlingen een toets maken, is het doel meestal om erachter te komen wat ze weten. Hier wordt kennis van genomen en gegevens worden centraal toegevoegd om 'de voortgang bij te houden'. Leraren besteden hier veel tijd aan, misschien wel te veel tijd. Het checken van wat leerlingen weten is belangrijk, zoals David Ausubel ons eraan herinnert: "de belangrijkste enkelvoudige factor die het leren beïnvloedt, is wat de leerling al weet. Inventariseer dit en onderwijs hem op basis daarvan."
Echter, vaak besteden we niet genoeg aandacht aan wat leerlingen juist niet weten en, nog belangrijker, aan hun misvattingen, onbegrip en hiaten in kennis. Deze informatie is vaak nuttiger voor de leraren dan voor de leerlingen om de eenvoudige reden dat ze nu precies weten hoe ze hun leerlingen kunnen helpen en waar ze in hun volgende les aandacht aan moeten besteden in plaats van alleen te constateren dat ‘Pim op niveau V werkt.’
3. We begrijpen nieuwe dingen op basis van oude dingen
In de cognitieve psychologie bestaat er algemene overeenstemming dat we niet alleen passief nieuwe informatie opnemen maar dat we deze ook begrijpen en filteren op basis van wat we al weten. Als voorbeeld: Wanneer iemand King Lear heeft gelezen, zal die persoon bij het bekijken van de schitterend vertolkte karakterisering van Logan Roy door Brian Cox in de tv serie Succession onmiddellijk herkennen dat, hoe vluchtig Roy ook is, de werkelijke chaos niet ontstaat wanneer hij aanwezig is, maar eerder in zijn afwezigheid wanneer opkomende macht en ongepolijste ambitie het vacuüm vullen dat hij achterlaat. Met andere woorden: voor leerlingen die een tekst lezen, zal hun begrip rijker en diepgaander zijn wanneer hun woordenschat en conceptueel begrip heel goed ontwikkeld is. Daarom is het raadzaam om instructies te ontwerpen met deze kennis in het achterhoofd. Hoewel enkele leerlingen wellicht zelf toto begrip komen, geldt dit helaas niet voor de meerderheid.
4. Onderwijsdeskundigheid wordt gevonden in het klaslokaal, niet in het laboratorium
De wetenschap van het leren, voornamelijk gebaseerd op cognitieve psychologie, heeft waardevolle inzichten opgeleverd over hoe leren plaatsvindt. Ik ben van mening dat leraren hun lesplanning op deze principes zouden moeten baseren. Helaas zijn deze inzichten afkomstig uit kunstmatige omgevingen, zoals laboratoria met afgestudeerde studenten aan universiteiten.
De uitdaging voor leraren ligt nu in het toepassen van deze kennis onder 'ecologisch geldige' omstandigheden, oftewel in het klaslokaal. We weten bijvoorbeeld dat retrieval practice (voorkennis ophalen) een krachtige manier is om langdurig leren te bevorderen. Er zijn veel goede praktijkvoorbeelden in dit kader zoals het afnemen van toetsen aan het begin van lessen. Helaas schuilt daarin het gevaar van de zogenoemde ‘lethal mutations’: Wanneer het op een ineffectieve manier wordt ingezet die niet leidt tot langdurig leren. Leraren moeten dan ook niet alleen worden getraind in de principes van cognitieve architectuur maar ook over hoe zij deze architectuur systematisch kunnen toepassen met consistente feedback, reflectie en evaluatie.
5. Onafhankelijk leren is geen goede manier om onafhankelijke leerlingen te creëren
Nog een verrassend aspect van leren is dat de stappen die nodig zijn om tot een eindresultaat te komen, vaak sterk verschillen van het uiteindelijke resultaat zelf. Om een voetballer van wereldniveau te worden is het essentieel om in het begin aan verschillende vaardigheden te werken zoals balbeheersing, positie, balcontrole, ruimtelijk inzicht en uiteraard conditie. Deze vaardigheden zien er dan vaak heel anders uit dan wanneer ze samenkomen tijdens een echte wedstrijd. Dit neemt niet weg dat elk afzonderlijk onderdeel moet worden beheerst zodat de speler ze automatisch kan toepassen. Op dezelfde wijze is het voor een leerling noodzakelijk om een sterke lezer te worden of bedreven te raken in wiskunde. Door bijvoorbeeld het beheersen van letter-klankkoppelingen of de tafels van vermenigvuldiging. Deze basiselementen zien er anders uit dan het beoogde eindresultaat, maar zijn cruciaal om dat uiteindelijke doel te bereiken.
6. 'Boeiende' lessen zijn geen voorwaarde voor goed gedrag
Van alle schadelijke ideeën in het onderwijs is wellicht de meest nadelige (vooral voor beginnende leraren) het idee dat wanneer een leerling zich misdraagt in de klas, gedacht wordt dat de leraar de les niet 'boeiend genoeg' heeft ingericht. Ondanks het feit dat betrokkenheid niet altijd gelijk staat aan leren, is de boodschap hier uiterst ontmoedigend. Dat kinderen op de een of andere manier vermaakt moeten worden om te leren en dat als iets saai is ze dan niet hoeven op te letten is een groot misverstand. Veel zaken die de moeite waard zijn om te leren zijn in de beginfase saai en dat is precies de bedoeling. We moeten beseffen hoe belangrijk het is voor leerlingen om korte-termijnuitdagingen aan te gaan voor leerwinst op de lange termijn; een patroon dat we herhaaldelijk zien in prestaties op verschillende expertisegebieden. Uiteraard is een uur worstelen met iets niet productief en waarschijnlijk ontmoedigend, maar leerlingen die de cognitieve verschuiving ervaren van 'dit is onmogelijk' naar 'oh wacht, eigenlijk kan ik dit!', ervaren een van de krachtigste middelen om leren te vergemakkelijken.
7. Focus op talentontwikkeling, niet op talentontdekking
Zelfs als een klas onproductief en chaotisch is met een vaag leerplan en matige instructie, zal ongeveer 20% van de leerlingen goed presteren (Hollingsworth & Ybarra 2018). Het is het werk van die leerlingen dat wordt tentoongesteld aan de muur, wat de genoemde auteurs aanduiden als 'talentontdekking'. Maar een effectieve leraar zal zich richten op alle leerlingen in de klas en zich concentreren op talentontwikkeling, niet slechts op het ontdekken ervan. Een effectieve aanpak hiervoor omvat het hanteren van hoge verwachtingen, het verstrekken van duidelijke instructies, het geven van voorbeelden, het bieden van ondersteuning (scaffolding), het controleren van begrip en uiteindelijk het leggen van de basis voor onzekere leerlingen. Om hiermee te bereiken dat alle leerlingen zelfstandig werk kunnen verrichten, net zoals de leerlingen die tot die 20% behoren.