Het nieuwe kabinet vindt dat onderwijs neutraal moet zijn. Dat vind ik Piet van der Ploeg, expert op het gebied van pedagogiek, ethiek en burgerschap bij Academica, ook. Maar volgens hem moet dit anders dan de regering het bedoelt. In zijn nieuwe blog gaat Piet dieper in op dit onderwerp.
Alles is altijd ingewikkeld dan het lijkt. Onlangs vertelde een lerares me hoe negenjarigen in haar klas bij het zien van het Jeugdjournaal luidkeels en aanhoudend “boe” riepen toen Geert Wilders in beeld kwam als winnaar van de verkiezingen. Ze vroeg me: wat doe je dan?
Ik antwoordde haar: wat deed je toen? Ze had de opname gestopt en gezegd dat niemand het journaal kon volgen als er doorheen geroepen werd. Ze had ook gezegd dat ze de emoties wel begreep, maar dat het niet oké was om daar op deze manier uiting aan te geven. Zodra ze de opname herstartte begon het boegeroep opnieuw. Zij vond het lastig om het de leerlingen te verbieden, want het was inderdaad verschrikkelijk dat de PVV de grootste was geworden.
Dit was geen neutraal onderwijs, nee. Maar wat had ik gedaan? Twee pedagogische principes volgen.
Principe 1: leerlingen mogen de les niet verstoren
Als ze dat wel doen, herstelt de leraar de orde. De orde herstellen staat gelijk aan onderwijs weer mogelijk maken. Bij het herstellen van de orde gaat de leraar niet in op eventuele politieke beweegredenen van de leerlingen of verwijzingen naar politiek of politieke emoties door de leerlingen. Zijn orde herstellend handelen rechtvaardigt de leraar uitsluitend met beroep op zijn leraarsverantwoordelijkheid: de voortgang van de les. Gaat de leraar hierbij in op politieke redenen, dan overspeelt hij zijn hand. Onnodig, want de politieke overtuigingen van de leerlingen doen er niet toe waar de orde van de les in het geding is. Punt.
Principe 2: onverwachte gebeurtenissen vertalen in onderwijs
Gebeurt er tijdens de les iets dat de leraar niet had voorzien, iets onderbrekends, dan maakt hij er onderwijs van. In dit geval van de boe-roepende negenjarigen vraagt hij de leerlingen waarom zij zo reageren als zij reageren. Hij laat de leerlingen door doorvragen ervaren dat ze minder zeker inzicht en minder helder overzicht hebben dan hun luidkeels stemming maken suggereert, dat het vooral papegaaien is. Vervolgens neemt hij dit (besef van onvoldoende weten) als vertrekpunt voor een onderwijsleeractiviteit over verkiezingen, vertegenwoordigende democratie of zoiets dergelijks. Of beter nog: over verschuivingen in politiek en cultuur, hoe het gedachtegoed van de PVV aangaande moslims en nieuwkomers steeds normaler is geworden, geleidelijk aan sinds een jaar of vijfentwintig, en waardoor dat komt, door welke economische, maatschappelijke en culturele ontwikkelingen.
De les herstellen. En er onderwijs van maken. Hoe neutraal deze pedagogische principes zijn, valt nog te bezien.
Het eerste principe
De voortgang van de les gaat boven (bijvoorbeeld) het uiting geven aan politieke emoties, ongeacht de inhoud of richting ervan. In deze zin is het principe politiek neutraal. Maar dát de voortgang van de les boven politieke emoties gaat, kan als politiek partijdig worden begrepen. Het principe is politiek partijdig in meer dan één opzicht. Ik noem er twee.
Ten eerste: een belangrijke reden om onderwijs niet te laten verstoren door politiek rumoer is voorkomen dat een actieve of activistische groep leerlingen de dienst uitmaakt ten koste van andere leerlingen (en ten koste van hun belang bij onderwijs of hún politieke meningen, hun minder uitgesproken politieke meningen). Bescherming van leerlingen tegen elkaars politieke voorkeuren of stemmingen is politiek: meta-politiek.
Ten tweede: het eerste principe vooronderstelt dat politiek (politieke stemming, emoties et cetera) minder belangrijk is dan onderwijs. Dat is een politieke opvatting. Stel, de boe-roepende negenjarigen in het voorbeeld waren moslimkinderen of nieuwkomers. Dan kan ik me voorstellen dat mijn eerste pedagogische principe minder gewicht in de schaal legt dan een politiek principe: het principe dat leden van bedreigde groepen de gelegenheid niet ontnomen mag worden om uiting te geven aan hun ongerustheid. Nergens. Nooit. Punt.
Het tweede principe: er onderwijs van maken
Werken aan verrijking, verdieping en verfijning van denken, kennen en kunnen. Politiek wordt dan onderwerp. Het gaat óver politiek zonder zelf politiek te zijn. Politiek neutraal. Maar, een populair en basaal principe om voor neutraliteit te zorgen in het onderwijs is dat controversiële zaken als controversieel behandeld worden. Dus dat de leerlingen vertrouwd gemaakt worden met de verschillende perspectieven op de zaak; met de betrekkelijkheid van de kennis die zij erover krijgen. Verbloemen of gladstrijken van het controversiële karakter van beweringen, redeneringen, voorstellingen enzovoort is niet alleen onvolledig en onzorgvuldig; het is indoctrinerend. Dit neutraliteitsprincipe (controversiële zaken als controversieel behandelen) geldt niet voor alle zaken waarover discussie is. Anders zouden ook zaken die enkel door querulanten betwijfeld worden als controversieel behandeld moeten worden in het onderwijs (zoals de maanlanding in 1969), evenals zaken die louter of vooral om ideologische of godsdienstige redenen betwijfeld worden (zoals de Holocaust in het Derde Rijk, het verband tussen vervuiling, uitputting en klimaatverandering en evolutie-theoretische verklaringen voor biologische verschijnselen). Daarom stelt (zoals bekend) de filosoof Michael Hand voor om het neutraliteitsprincipe uitsluitend te laten gelden voor controverses die “reasonable” zijn:
A matter is controversial if contrary views can be held on it without those views being contrary to reason. By 'reason' here is not meant something timeless and unhistorical but the body of public knowledge, criteria of truth, critical standards and verification procedures which at any given time has been so far developed. (Hand, 2007. Should we teach homosexuality as a controversial issue? Theory and Research in Education, 5.1).
Als het onder deskundigen ter discussie staat, is het echt controversieel en moet het in onderwijs als controversieel behandeld worden. Waarbij een deskundige iemand is die vertrouwd is met en recht doet aan de actuele stand van relevante kennis en de normen en de procedures van de relevante kennisdomeinen. Dat klinkt redelijk, maar mijn probleem met het voorstel van Hand is dat oprechte deskundigen het erover eens zullen zijn dat álles, inclusief al hun eigen kennis, ter discussie staat, omdat we nu eenmaal niks zeker weten en strikt genomen alle kennis betrekkelijk is.
We kunnen kennis wel verbeteren, maar nooit zekeren. Als integere deskundigen het ergens over eens zijn, dan is het wel hierover. Het is niet voor niks dat wetenschap zo’n hoog aanzien heeft onder deskundigen. Blijven vragen, blijven onderzoeken, nooit iets voor de laatste waarheid houden. Het neutraliteitsprincipe, controversiële zaken als controversieel behandelen, noopt leraren derhalve om kennis krijgen gepaard te laten gaan met inzicht krijgen in het historische en perspectivistische karakter van die kennis (de betrekkelijkheid, voorlopigheid, verbeterlijkheid, discutabiliteit ervan). Leerlingen mogen nooit de indruk krijgen dat er zoiets bestaat als tijdloze en onverbeterlijke kennis. Dit integraal toepassen van neutraliteit in het onderwijs is pedagogisch en didactisch van wezenlijk belang, maar tegelijk een politieke keuze. De filosoof Karl Popper associeerde deze neutraliteit geheel terecht met de open samenleving (Popper, 1945, The Open Society and its Enemies. London: Routledge and Kegan Paul). En hij associeerde het alternatief met de gesloten samenleving.
Leerlingen niet vertrouwd maken met de betrekkelijkheid en voorlopigheid van de kennis die ze opdoen, is ook een politieke keuze. Kortom (terug naar het tweede principe), er onderwijs van maken, dus politiek tot onderwerp maken, is alleen neutraal als het onderwijs over politiek niet ingericht wordt als leerlingen feiten voorschotelen, informeren of voorlichten, maar zo ingericht wordt dat leerlingen de zaken van verschillende kanten zien, verschillende benaderingen vergelijken, zelf de zaken onderzoeken en beoordelen en dergelijke. Over hoe dat concreet en specifiek te doen, neutraal onderwijs in deze zin: daarover elders en later.
Na de zomer komt het nieuwe boek van Jan Dirk Imelman, Wilna Meijer, Fred Janssen en Piet van der Ploeg uit over algemene vorming. Ondertussen heeft Piet een eigen boek in de maak over kennisrijk en gewetensvol onderwijs. Zie ook zijn ResearchEd lezing (uitwerking klaar begin september). Ook schreef Piet al eerder over dit onderwerp, zie verschillende teksten in map “Kritisch op burgerschapsvorming”.