Hoe ga je als schoolbestuur om met de NPO-middelen? Daar praten wij over met Ingrid van Doesburg, voorzitter van College van Bestuur van EduMare en Karine Verwoest, adviseur onderwijs en kwaliteit bij EduMare. EduMare bestaat uit een kleine dertig scholen voor basisonderwijs, een SBO-school, een school voor speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs.
Van Doesburg: “In de eerste fase zijn wij ons vooral gaan richten op de vraag hoe wij de middelen zo efficiënt en duurzaam mogelijk konden gaan inzetten. Het is misschien wel incidenteel geld, maar voor ons was het vooral belangrijk dat het zou versterken waar wij al mee bezig waren. In die eerste fase is Karine Verwoest al direct met directeuren aan de slag gegaan om onze eigen kaders te stellen. Dit was nog voordat de menukaart kwam.”
Verwoest: “De menukaart kwam op zich al redelijk snel. Wij zijn die toen gaan bekijken. Het was goed om te zien dat die aansloot bij de beweging die wij al hadden ingezet. Een beweging waarin evidence-informed werken centraal staat. Voor ons zaten dus hele bruikbare dingen in de menukaart. Wij vonden het belangrijk dat scholen in samenspraak met ouders, leerkrachten en hun MR konden afwegen: wat gaan wij nou doen? Wat past bij onze school? Wij hebben dus de menukaart langs onze eigen lat gelegd, maar daarin wel gestreefd naar zoveel mogelijk keuzevrijheid per school.”
Verwoest: “Een werkgroep heeft de menukaart omgezet naar een kwaliteitskaart. Die kwaliteitskaart bestond ook uit een stappenplan waarin stond hoe je het kon implementeren in de school, waaronder de MR meenemen. Wij liepen toen gelijk aan tegen een probleem bij de kleine scholen. Zij kwamen er qua NPO-gelden minder goed vanaf dan scholen met 300 tot 400 leerlingen. Om die scholen tegemoet te komen hebben wij daarom een stukje solidariteitsbijdrage gevraagd, waardoor de kleine scholen ook meer financiële ruimte hadden om hun plannen door te laten gaan.”
Van Doesburg: “Wij zijn een samenwerkingsbestuur. Zo’n anderhalf jaar geleden – middenin de coronacrisis – is ons bestuur gefuseerd. We komen voort uit vier besturen en hebben de visie dat we goed met elkaar moeten samenwerken aan goed onderwijs. De grondslag van onze stichting is dat we gaan voor samenwerking en niet voor concurrentie, zodat we alle kinderen rechtvaardige kansen kunnen bieden. Iedereen weet dat we het met elkaar moeten doen. Dat zie je ook terug. Scholen houden rekening met elkaar bij het invullen van de kwaliteitskaarten, scholen werken in clusters samen en hebben veel met elkaar overlegd en gekeken waar ze dingen kunnen combineren. Scholen gingen dingen gezamenlijk opzetten. Onze taak als bestuur is om ervoor te zorgen dat de gesprekken op gang komen, dat wij het faciliteren en richting geven. We gaan heel erg uit van de verantwoordelijkheid van scholen om het samen met de teams op te pakken.
Verwoest: “Wij hebben als scholenorganisatie gezegd dat we graag op twee dingen wilden inzetten: het eerste punt waren korte termijninterventies voor onze leerlingen die echt gewoon tekort zijn gekomen in de hele covid-crisis. Dankzij een analyse die we hebben gemaakt konden we zien waar die tekorten precies zaten. Dat bleek bij ons vooral op het rekenen te zitten. Er is daarom een intensieve aanpak geweest met het Nederlands Mathematisch Instituut die zich inzetten op foutloos rekenen. Daar verwachten we een dezer dagen de resultaten van.
Daarnaast wilden wij ook inzetten op interventies die duurzamer waren en ook pasten bij de doelen die wij in ons strategisch beleidsplan hebben staan. Hierin staat het vakmanschap van de professional centraal. Veel scholen hebben gekozen voor het inzetten op het vergroten van leerkrachtvaardigheden, bijvoorbeeld op het gebied van didactiek. Er is ook gekozen voor sociaal-emotionele ondersteuning op scholen door middel van bepaalde programma’s.”
Verwoest: “Wij hebben ook ingezet op high dosis tutoring, dat is dus één-op-één begeleiding. Daarin zijn we heel erg de samenwerking gaan zoeken met ouders. Wij vinden het belangrijk dat ouders en school een goede communicatie hebben, maar ook goed van elkaar weten wat wij aan het doen zijn. Door alle lockdowns werd dat natuurlijk minder. Gelukkig blijven ouders ondanks dat nog positief en tevreden over ons. Desondanks vonden wij het belangrijk om het contact weer intensiever te gaan aanhalen. Daar heeft high dosis tutoring bij geholpen. Je ziet dat daar mooie dingen gebeuren. Zo is de betrokkenheid van leerlingen gegroeid en zijn ouders meer en intensiever betrokken bij de school en de ontwikkeling van hun kind.”
Van Doesburg: “We hebben scholen wel gezegd dat ze op moesten passen met interventies die heel veel extra personeel vragen, want dat is er gewoon niet. Het was ook de tijd dat de formatie op scholen rond moest komen. We hebben met elkaar afgesproken dat we niet vier man extra personeel gaan werven op een populaire school met NPO-gelden als een andere school nog niet eens alle groepen bemand heeft. We hebben daarom ook een gezamenlijke wervingsactie ingezet, met name voor het onderwijsondersteunend personeel. Daaruit hebben wij ongeveer 14 mensen kunnen aannemen. Van een groot deel van deze mensen verwachten we dat zij zich verder kunnen ontwikkelen binnen onze organisatie en daardoor duurzaam inzetbaar zullen zijn.”
Van Doesburg: “We hebben de strategische personeelsplanning in acht genomen. Je kunt nu al zien dat we tegen de tijd dat de gelden zouden stoppen we een fors tekort aan leerkrachten hebben. Bij het aannemen van nieuwe mensen zoeken we vooral naar nieuwe medewerkers die de potentie hebben om leraar te worden. Karine is onder andere samen met haar collega’s verantwoordelijk voor onze eigen academie. In deze academie bieden wij bijvoorbeeld MBO-opgeleide medewerkers lesmodules aan om zich in hun huidige werk verder te bekwamen en die ze tegelijkertijd voorbereiden op een latere PABO opleiding om leraar te worden. ”
Verwoest: “We hebben ook geïnvesteerd in de begeleiding van die mensen. Dus niet alleen opleiden, maar ook begeleiden. Ze krijgen in ieder geval één keer in de vier tot zes weken een soort coachingsgesprek. Niet met de directeur van de school of een collega, maar echt een externe. Waar loop je tegenaan? Wat heb je nodig? Waarin kunnen we je ondersteunen? Er komen ook mensen in de klassen kijken. Hoe gaat het nu? Welk effect zien we bij kinderen terug? We vinden het namelijk ook belangrijk de kwaliteit van het onderwijs hoog te houden.”
Verwoest: “Door leraren te scholen op didactiek en hoe om te gaan met bepaald gedrag bij leerlingen doe je een duurzame investering, want het heeft op de langere termijn ook effect. Niet alleen voor de leerlingen die nu last hebben van de gevolgen van covid, maar ook voor wat daar achteraan komt.”
Verwoest: “Ja, we hebben een aantal trajecten met Academica gedaan. Zo hebben we leerkrachten van verschillende scholen bij elkaar kunnen zetten, waardoor er naast persoonlijke ontwikkeling ook meer kennis van en betrokkenheid bij andere scholen in de regio is ontstaan. We zetten hier vooral in op het didactisch handelen van de leerkracht. Dit loopt parallel aan een programma dat we toch al draaiden met Academica: High Performing Schools. Met de NPO-middelen neemt een aantal scholen nu hun hele team mee in High Performing Teachers. Zo maak je echt een goede slag.”
Van Doesburg: “Daar zit dus echt een stukje verduurzaming in. Vanuit ons strategisch beleid waren we al heel erg gericht op High Performing Organisations en alle elementen die erin zitten. Eigenlijk alle scholen zijn nu bezig om een High Performing School te worden. Dit ondersteunt de beweging die we al in hadden ingezet.”
Verwoest: “Je ziet dat er doordachtere keuzes worden gemaakt bijvoorbeeld over het aanbieden van lesstof. Dat zijn namelijk lastige keuzes en dit programma ondersteunt leraren daarin. Zo weten leraren beter of een les die ze gaan geven past bij de einddoelen die zij voor ogen hebben. Dit komt doordat er meer kennis is van hoe leerlingen leren en ze beter weten wat ze wel en vooral niet moeten doen. Het vakmanschap van de leraar wordt belangrijker.”
Van Doesburg: “We hebben er wel over nagedacht, maar deze vraag komt eigenlijk nét iets te vroeg. We maken namelijk nu de balans op, maar zijn daar nog niet helemaal mee klaar. We houden wel goed de vinger aan de pols door bijvoorbeeld wekelijks een school te bezoeken. Tijdens de schoolbezoeken staat NPO en de inzet van de middelen ook op de agenda. We zien ook tijdens de regionale overleggen goed terug wat er gebeurt.”
Verwoest: “Ik denk dat we bij de korte interventies direct resultaat zullen zien, omdat het zulke intensieve aanpakken zijn. Van de interventies die meer gericht zijn op de langere termijn zullen we later resultaten zien. Daarbij moeten we wel realistisch zijn, er zijn namelijk op dit moment veel leraren ziek en er is veel aan halve klassen lesgegeven. Ook nu zijn er kinderen die door quarantaine niet getoetst kunnen worden. Daarvan kunnen we misschien over drie jaar pas zeggen of het een goede keuze is geweest. Wij staan in ieder geval achter de keuzes die wij hebben gemaakt. Het is een goed doordachte keuze geweest, maar voor de resultaten hebben we meer tijd nodig.”
Van Doesburg: “Ja en nee. Al voor de NPO-middelen waren wij extra aan het investeren in onze scholen, omdat wij vooral die langetermijnverandering willen. We hebben dus ook middelen uit ons eigen vermogen klaar staan om die gericht in te zetten. Veel scholen deden al mee met een High Performing Schools-programma. Ik denk wél dat wij dankzij de NPO-middelen ons ontwikkelingsproces hebben kunnen intensiveren. Met name op de kortdurende interventies is echt veel extra’s gebeurd. Als de NPO-gelden afnemen zullen wij niet direct in een groot gat vallen, maar ik hoop wel dat we zo door kunnen gaan. Zo kunnen wij het gewenste hoge kwaliteitsniveau bereiken en borgen, ook met nieuwe collega’s.”